Uitgaande van deze omschrijving is het duidelijk dat De Groote Peel en al die andere 161 Natura 2000 gebieden in Nederland géén natuurgebieden zijn. Ook in het buitenland zijn veel Natura 2000 gebieden, daar geldt natuurlijk hetzelfde voor. Men zegt dus onterecht dat Natura 2000 een Europees netwerk van beschermde natuurgebieden is.
Natura 2000 ontstond in 1992, toen de Europese Commissie naast de al bestaande vogelrichtlijn (1979), ook een habitatrichtlijn invoerde. Die moest bedreigde plant- en diersoorten in hun leefgebieden beschermen en ervoor zorgen dat de Europese natuur meer op elkaar ging aansluiten.
Rondom De Groote Peel is, door de eeuwen heen, door ontginning, een landbouwgebied ontstaan. Weidevogels als groepering vormen een van de bekendste kenmerken van dit gebied rond De Groote Peel. Het zijn vogels die aan de weide, en aan de landbouw verbonden zijn. Het zijn cultuurvolgers, bewoners van een steeds veranderend cultuurlandschap. Het is dus een groep die steeds verandert van samenstelling, afhankelijk van de veranderingen in de landbouw.
Velen duiden De Groote Peel aan als een natuurgebied. En een natuurgebied, zo luidt de stelling, dient niet door mensen beïnvloed te worden, althans niet in een door de maatschappij gewenste richting beïnvloed te worden. Cultuurgebieden als natuurgebied aanduiden of, erger nog, spreken over het aanleggen van natuurgebieden zijn vormen van taalvervuiling. Het spreekt mekaar tegen. Wetenschappers spreken in dit verband wel over de uitvinding van natuurontwikkeling. Het begrip natuur zoals dat gebruikt wordt bij b.v. De Groote Peel houdt gevaren in. Wat mensen natuur noemen kan duiden op wat zij zich van vroeger herinneren. Nostalgie is dan de bepalende factor voor wat natuur is, wat dus behouden moet worden.
Als het vroeger regende zocht het water zichzelf een weg en als het veel regende werd het al snel een beekje. Dat beekje slingerde omdat het water steeds naar het laagste punt stroomde. Toen kwam het waterschap en werd besloten om dat beekje recht te maken. Eind vorige eeuw kwam het waterschap weer terug en werd besloten weer slingers in dat beekje te maken. Wat is het verschil? Dat het waterschap ondertussen oog heeft gekregen voor de natuur? Ongetwijfeld maar dat bedoel ik niet. Ik bedoel: vroeger slingerde dat beekje omdat dat beekje dat wou, nu omdat het waterschap het wil. Vroeger symboliseerde dat beekje onze beperktheid, nu onze begaafdheid. Vroeger zat er een ijsvogeltje ondanks de mensen, nu dank zij de mensen.
Nostalgische gevoelens bepalen voor een deel ons natuurbegrip. Ik denk dat de verwarring van de begrippen natuur en cultuur bezwaren met zich meebrengt. Als men over natuurontwikkeling spreekt, verandert men het milieu, de omgeving zodanig dat de gewenste natuur ontstaat. Een treffend voorbeeld zijn de ganzen. In de jaren vijftig en zestig waren de ganzen een bedreigde diersoort. Nu, pakweg zestig jaar later, een probleem, althans bepaalde soorten ganzen. De natuur moet dus veranderd worden. De boer doet niets anders. Ook hij verandert de omgeving op een zodanige manier dat de door hem of haar gewenste natuur ontstaat. Beiden, de natuurbeheerder en de boer, werken dan aan een cultuurlandschap dat het door hen gewenste voortbrengt. Beiden bebouwen het land, beiden boeren dus. Bij de natuurbeheerder verandert die doelstelling in de loop der jaren zoals blijkt uit de term natuurontwikkeling. Ook bij de boer verandert die doelstelling. Kijk maar eens naar de groei van het maïsareaal sinds het einde van de oorlog. Zolang wij beide, landbouw en natuur, in dit land willen, zullen beide hun cultuurlandschap moeten kunnen aanpassen. Om dat ook in de toekomst mogelijk te maken moeten we verhullend taalgebruik zoveel mogelijk vermijden.
Door Ger Theeuwen