Avondklok
Voor het invoeren van de avondklok is gebruik gemaakt van een bijzondere wet, de Wet buitengewone bevoegdheden burgerlijk gezag (Wbbbg). Die wet biedt het kabinet de mogelijkheid om in zeer spoedeisende en buitengewone omstandigheden een avondklok in te stellen, zonder dat daarvoor eerst een wetgevingstraject – waarbij de Eerste en Tweede Kamer vooraf worden betrokken – moet worden doorlopen. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat bij de invoering van de avondklok geen sprake was van de bijzondere spoedeisendheid die nodig is om gebruik te kunnen maken van de Wbbbg. Dit blijkt uit het feit dat vóór de invoering van de avondklok al vaker over de mogelijkheid van een avondklok was gesproken.
De Wbbbg is dus ingezet terwijl er geen sprake was van een situatie waarvoor de wet is bedoeld, zoals bijvoorbeeld het geval is bij een dijkdoorbraak. Daarom is de inzet van deze wet om de avondklok in te stellen niet legitiem.
Inbreuk op rechten
De avondklok maakt een vergaande inbreuk op het recht op bewegingsvrijheid en de persoonlijke levenssfeer en beperkt (indirect) onder meer het recht op vrijheid van vergadering en betoging. Dit maakt een zeer zorgvuldig besluitvormingsproces nodig.
In deze video legt de Haagse rechtbank uit waarom de avondklok niet ingesteld had mogen worden:
Staat moet avondklok laten vervallen #uitspraak https://t.co/8V0GWuLXwq pic.twitter.com/LmZAS1Bkqk
— Rechtbank Den Haag (@HaagseRechtbank) February 16, 2021